Fijne fietsroutes door noord-Italië
Fietsen van Bruneck naar Brixen, dat bekt lekker. Gelukkig is het nog een mooie fietsroute ook. En dan is er nog een prachtig pad dat naar Trento leidt. Zuid-Tirol en Trentino blijken prachtige regio’s voor een fijne fietsvakantie. Deel 2!
De eerste hindernis die de volgende morgen opduikt is, niet een venijnig klimmetje, maar de stempelautomaat van Trenitalia, de Italiaanse spoorwegen. Want voordat ik in de pedalen ga voor de rit van Bruneck naar Brixen, is er eerst een transfer vanaf station Bolzano. Iedere bestemming blijkt een nummer te hebben – moeilijker is het niet – en voor de fiets moet een ander pasje worden afgewaardeerd. Het perron is afgeladen en dat is meestal geen goed voorteken, want als in Italië het woord Trenitalia valt, wil sciopero (staking) er nog wel eens achteraan komen. Maar de sneltrein 9.00 uur naar Fortezza komt ruim op tijd binnenrollen en de fietsers – wat zijn het er veel! – krijgen alle tijd om hun bicicletta op te hangen in het fietscompartiment. Klokslag negen uur blaast de conducteur de trein in beweging. Als ik daarna overstap op een boemeltje, begint er al routine te komen in het ritueel van het in- en uitladen van de fietsen. In Bruneck, dat aan de oude handelsroute van Augsburg naar Venetië lag, peddel ik eerst even naar het centrum. Het stadje kreeg in de 14e eeuw marktrechten en bloeide snel op. Uit die tijd dateren ook de fortificaties, de vier bewaard gebleven stadspoorten en het kasteel dat boven Bruneck uittorent.
Dubbele identiteit
Het begin van de route door Val Pusteria voert stroomafwaarts langs de Rienza, die met donderend geraas naast me stroomt. Of moet ik toch Pustertal zeggen, want als ik bij een wegopbreking de kaart erbij pak, vraagt iemand in accentloos Duits: Darf ich Ihnen behilflich sein? Zuid-Tirol maakte lange tijd deel uit van het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk, tot het aan het einde van de Eerste Wereldoorlog werd afgestaan aan Italië. De Italianen noemen hun regio Alto Adige, maar de dubbele identiteit en de tweetaligheid zijn gebleven; op straat en in winkels hoor je zelfs vaker Grüss Gott dan Ciao. Hier zijn alle borden tweetalig en een paar dagen Zuid-Tirol doet dan ook wonderen voor je Italiaans. Helaas nog niet zo goed dat ik bij een tweede stremming, een afgesloten brug, de aanwijzing van een Italiaans sprekende Tiroler juist interpreteer en zo beland ik buiten de route in Montal. Dat komt me op een serieuze klim richting Kiens te staan.
Bij de lunch in Mühlbach, dat in het Italiaans veel idyllischer Rio de Pusteria heet, ben ik dan ook vooral uit op koolhydraten. Op het dorpspleintje strijk ik onder de bomen neer bij Gasthof Café Seppi. Seppi serveert vooral enorme ijscoupes, maar de keus voor een eenvoudig, maar voedzaam bord pasta blijkt de juiste. Want vóór ik afdaal naar Brixen krijg ik eerst nog een paar kuitenbrekers voor de kiezen. Brixen, of Bressanone, werd in 901 gesticht als zetel van een bisdom en is daarmee de oudste stad van Tirol. In het fraaie centrum met zijn straten met arcades trekt de tweetorige kathedraal Dom Maria Hemelvaart op het Piazza del Duomo meteen de aandacht. In de wetenschap dat het station van Brixen om de hoek ligt, is het verleidelijk om nog wat langer te blijven mijmeren in de met fresco’s versierde 12e eeuwse kruisgang van de Duomo.
Lange wijntraditie
De rit naar Trento kan op geen betere plaats beginnen dan op Piazza Walther. Want vandaag fiets ik tussen de druiven door en de vooraanstaande rol die de wijnbouw speelt voor de lokale economie, zie je terug in de reliëfs op de Porta del Vino, de wijndeur van de Duomo. De fietsroute naar Trento is vriendelijk en na een paar pedaalslagen heb ik de vaart er al in. Ik fiets niet alleen stroomafwaarts, maar ook nog aan de goede kant van de Adige. Waar aan de overkant de industrie ligt, fiets ik langs appelbomen en vooral wijnranken. De ligging op de zuidelijke hellingen van de Alpen maakt Zuid-Tirol ideaal voor wijnbouw. De zon schijnt er meer dan 300 dagen zon per jaar en de bergen houden de koude noordenwinden op afstand. Schoon, helder water en de mineraalrijke bodem doen de rest. Van rassen als Vernatsch, Lagrein en Blauburgunder worden volle rode wijnen als St. Magdalener gemaakt, terwijl de druiven Gewürztraminer en Müller Thurgau delicate witte wijnen opleveren. Onderweg verbaas ik me over sommige plaatsnaamborden: Vadena heet in het Duits Pfatten en ook Egna en Neumarkt zijn een en dezelfde plaats. En bijna allemaal beschikken ze over een station, wat een geruststellende gedachte is: bij een onweersbui is er altijd wel een trein naar Trento in de buurt.
Trento, terug naar toen
Trento, de hoofdstad van buurregio Trentino, is met zijn elegante torens en paleizen een op en top Italiaanse stad en daarmee ook een mooie bestemming voor een echte stedentrip. In de tijd van de Romeinen was Tridentum, zoals het toen heette, een belangrijke grenspost aan de Via Claudia Augusta, de oude handelsroute waar ook Merano en Bolzano aan lagen. De dikke stadsmuren herinneren nog aan Trento’s verre verleden.
Het Piazza Duomo was in die tijd het forum, waar de markt werd gehouden en het volk bijeen kwam. De Romaanse kathedraal op het plein, de brede Via Belenzani met zijn rijkbeschilderde paleizen, het Castello del Buonconsiglio, dat deel uitmaakt van de oude verdedigingswerken: een middag in Trento is vooral dwalen door vervlogen tijden.
Als de trein me weer heeft teruggebracht naar Bolzano en ik de fiets op Piazza Walther stal, ben ik natuurlijk benieuwd naar wat ze nou precies maken van al die druiven die ik op weg naar Trento heb gezien. Maar eerst moet ik nog een paar knopen doorhakken: wordt het rood of wit? En ga ik dat gewoon in het Duits vragen, of probeer ik het in het Italiaans?
Een stedentrip Bolzano wordt nog leuker met een paar dagen fietsen in de omgeving, naar het romantische Merano bijvoorbeeld, de bestemming van mijn eerste dag fietsen.
Lekker stoer fietsen in de Spaanse woestijn, dan kan in de Bardenas Reales. Wat een schitterende omgeving.