Slechts enkele honderden Nederlanders kiezen jaarlijks voor een vakantie in Senegal. Dus wie de massa voor wil zijn, maakt nu een rondreis langs de bezienswaardigheden van dit bijzondere land. Ik verkende per boot unieke natuurgebieden, slenterde over een eiland gemaakt van schelpen, blikte terug in de (zwarte) geschiedenis en ontmoette veel vriendelijke mensen.
Eerst die geschiedenis maar. Ile de Gorée is een eiland op enkele kilometers voor de kust van de Senegalese hoofdstad Dakar. Op het eerste gezicht lijkt het een plek als vele andere in Afrika. Onverharde paden leiden langs geel en roze geschilderde huizen. Mannen en vrouwen zitten tegen de muren, kinderen spelen, katten luieren op het warme zand en er is zowaar een pelikaan die zijn bek vollaadt met bladeren om ze even daarna weer uit te spugen. Maar dan is er een poort met daarachter een museum. De muren hebben net een verfje gehad en vormen een vrolijk welkom. Maar het ‘Maison des Enclaves’ is een slavenmuseum. En een van de belangrijkste bezienswaardigheden van Senegal.
Het slavenverleden van Senegal
Groot is dan ook het contrast met de naargeestige cellen die achter de gevel schuil gaan. Donkere holen met een klein gat waardoor slechts een beetje daglicht naar binnen sijpelt. Tientallen mannen, vrouwen of kinderen zaten er gevangen, met kettingen aan de muur geketend. Wachtend op het schip dat ze naar een andere wereld zou brengen. Daarvoor moesten ze door een tweede poort tussen de twee draaiende trappen door, the point of no return. De slaven die daardoor naar de boten liepen, zouden hun thuisland in Afrika nooit meer zien. Het museum vormt een indrukwekkende herinnering aan drieënhalve eeuw slavernij waarin naar schatting ruim 11 miljoen Afrikaanse slaven verhandeld werden.
Nederlanders in Senegal
Later hoor ik dat wat nu museum is, nooit een plek geweest is waar slaven verhandeld werden. Dat zou elders op het eiland gebeurd zijn. Neemt niet weg dat het idee dat je mensen verhandelt onvoorstelbaar en verschikkelijk is. Nederland maakte deel uit van deze zwarte geschiedenis. Ons land kocht het eiland in 1617 van de toenmalige Portugese bezetters. Ze doopten het Goeree, ofwel Goede Reede, naar het Zuid-Hollandse thuisland. Twee forten kwamen er, Nassau en Oranje, waarvan niets meer over is. Het fort dat nu nog wel overeind staat, is er door de Fransen neergezet die afwisselend met de Engelsen het land tot de onafhankelijkheid in 1960 overheersten.
Senegal: geprikkelde zintuigen
Terug op het vasteland gaan de zintuigen op scherp tijdens de rit van de haven van Dakar naar vijfsterren hotel Terrou Bi. Alles loopt en rijdt door elkaar. Gedeukte zwart/gele taxi’s, fleurig geschilderde busjes, wagens met paarden of ezels ervoor en daar tussendoor een enkele fiets en vele, vele voetgangers. De wegen vormen een lange openluchtmarkt met stalletjes of gewoon een plekje op de grond dat als ‘kraam’ gebruikt wordt. Terrou Bi ligt aan het strand en vormt zo een schril contrast met de hectiek van de stad. In het restaurant met zeezicht serveert de kok een mix van Franse en Senegalese specialiteiten als bijvoorbeeld thieboudienne (vis, rijst, groente en tomatensaus) of yassa (vis of kip, gegrild met een saus van uien en citroen).
Zout & zand en een niet roze meer
De ogen van liefhebbers van de Parijs-Dakar-rally gaan glinsteren als ze over het Retbameer horen. Jarenlang vormden de zandduinen die het meer scheiden van de Atlantische Oceaan de finish van deze autorally. De bijnaam van het meer is Lac Rose maar helaas is het water van deze bezienswaardigheid vooral in januari en februari roze als een aardbeienmilkshake, met dank aan een bepaald soort alg. De rest van het jaar lijkt het meer op een grote plas koffie verkeerd. Voor de locals geen probleem want hen gaat het om het ‘witte goud’ dat dit meer met het hoge zoutgehalte levert. Je kunt er dan ook in drijven als in de Dode Zee.
Kleurrijke bubu bij Lac Rose
Vrouwen met manden vol souvenirs op het hoofd laveren soepel tussen de zoutbergen door, op jacht naar toeristen. Vervelend wordt het niet, ze blijken ook in voor een leuk gesprek. Velen dragen een bubu, kleurrijker dan de regenboog met prachtige prints. Rond het hoofd een kunstig gevouwen doek. Dat ze waarschijnlijk arm zijn, zie je niet. De Senegalese trots ‘gebiedt’ buiten de deur alleen de mooiste outfits te dragen. Moeders dragen hun baby in een mbotu, een ook al kleurrijke shawl waarin het kindje op haar rug hangt.
Lunchen op het strand
Ik wissel het busje in voor een jeep en de chauffeur zet koers naar de kust voor een lunch op het strand. Een tent biedt schaduw en de geuren van gebarbecuede spiesen vis en vlees waaieren uit over het zand.
Dan blijkt het strand niet enkel geschikt voor zonnebaden of strandwandelen: het is een perfecte snelweg naar het noorden. In de jeep passeren we vissersdorpen met soms wel 1000 pirogues (traditionele houten vissersschepen) op het strand en in de branding zoals bij Kayar. Iedereen helpt mee de vangst aan land te brengen waar een deel van de vis vervolgens wordt gerookt zodat het langer houdbaar is want in de meeste huizen ontbreken koelkasten. Vandaar dat hele vissersdorpjes soms schuil gaan onder een dikke laag rook.
De woestijn van Senegal
Bij Lompoul rijdt de chauffeur een mini-woestijn in. Je kunt er logeren in tenten maar wij stoppen slechts voor een glaasje groene thee met mint en suiker. De thee is zó sterk dat het zonder suiker niet te drinken zou zijn. Bij dit theemomentje eten Senegalezen hartige snacks als kroepoek, wontons en pinda’s, die nergens lekkerder zijn dan in Senegal,.
Saint-Louis: het Franse verleden
Eindpunt van deze dag is Saint-Louis, vernoemd naar de Franse koning Louis XIV. De stad, tegen de grens met Mauritanië, is de plaats waar de Fransen neerstreken toen ze naar Senegal kwamen voor de handel. Want het is gunstig gelegen in de monding van de Sénégal rivier. Het waren vrouwen van gemengde Frans-Afrikaanse afkomst die van het gehucht een elegante stad maakten met koloniale gebouwen. Juist zij drukten een grote stempel op de handel en het sociale en culturele leven in de stad.
Slapen in Hotel de la Poste
Hotel de la Poste getuigt van oude glorie ook al is het nu iets vervallen. Geen luxe dus maar wel veel charme. Het hotel en enkele andere koloniale gebouwen liggen op een eiland in de monding van de Senegal rivier. Het eiland is met het vasteland verbonden via een metalen brug die de Fransen bouwden en die sterk aan de Eiffeltoren doet denken. Aan de andere zijde ligt het overbevolkte vissersdorp Guet Ndar. Geen millimeter land is onbenut, overal liggen boten, staan koelwagens en marktkraampjes en geiten, koeien en paarden liggen en lopen op straat.
Natuurpark Djoudj
Eenmaal in de buurt van St. Louis kun je een bezoek aan natuurpark Djoudj niet overslaan. Een uniek natuurgebied in de delta van de Sénégal rivier waar zo’n 395 soorten vogels leven, waaronder honderdduizenden steltlopers, vele soorten eenden, zilverreigers en purperreigers, de Afrikaanse lepelaar en duizenden witte pelikanen die er jaarlijks broeden. Vooral die laatsten wilden we graag zien.
Geurige ontmoeting met pelikanen
Tijdens ongeveer een halfuurtje varen heeft de gids ons al verschillende vogels aangewezen, we hebben een krokodil bewonderd en de eerste pelikanen zien vliegen. De geur verraadt dat we de broedplaats van deze bijzondere dieren naderen en dan zien we een eiland met honderden, nee duizenden van deze bijzondere vogels. Steeds meer en meer komen er aanvliegen. Ze landen in het water en scheppen hun bekken vol vis. Fascinerend. Geen wonder dat Djoudj op de UNESCO lijst staat, net als Saint-Louis en Ile de Gorée overigens.
Landelijk leven in Senegal
We vliegen met een klein vliegtuigje terug richting Dakar en checken in in ons luxe hotel Le Lamantin in Saly aan het strand. Vandaar is het een leuke rit langs de kust naar het zuiden richting Joal Fadiouth. De weg gaat dwars door het land van de Serer, een etnische groep waartoe ongeveer 15% van de Senegalese bevolking hoort. Langs de kant van de weg zie stapels watermeloenen en indrukwekkende koeien met grote, scherpe horens. In het weidse landschap liggen kleine compounds met enkele rieten huisjes tussen de baobabbomen. Een multifunctionele boom, weet de gids. Mensen maken er medicijnen van, de pulp is eetbaar, de boom houdt water vast en je kunt er zeep en bodemverbeteraars van maken. Daarnaast zijn de bijzondere bomen ook gewoon prachtig om te zien.
Het dorp van de president
Vissersdorp Joal is de geboorteplaats van Senegals eerste president Senghor, met de bijnaam de poëet-president. Hij bracht het land veel goeds waaronder vrijheid van meningsuiting, politieke stabiliteit en veiligheid. In het plaatsje is een museum ondergebracht in zijn geboortehuis. We lopen er even binnen voor we via de 500 meter lange houten brug naar schelpeneiland Fadiouth slenteren.
Fadiouth: leven op schelpen
En dan begint het grote knisperen en kraken van spierwitte schelpen onder de voeten. Generaties lang al worden schelpen zodra ze ontdaan zijn van het eetbare deel op het eiland uitgestrooid. Meters en meters dik is de laag inmiddels. Zonder de schelpen zou het eiland al lang onder water verdwenen zijn. Hier en daar zijn zelfs de huizen gemaakt van schelpenmateriaal. Er is markt op de Champs Élysées, zoals de gids de onverharde weg grinnikend noemt. Jaja, de banden met voormalig koloniaal overheerser Frankrijk zijn nog altijd voelbaar.
Het katholieke Fadiouth
Fadiouth is in tegenstelling tot de rest van Senegal overwegend katholiek, vandaar de relatief grote kerk waaruit kindergezang klinkt. Overigens is er op het mini-eiland ook een moskee. Een tweede brug leidt naar een ander schelpeneiland dat dienst doet als begraafplaats met prominent op een heuvel een heilige baobab boom. Uniek is dat er op het christelijke kerkhof een hoekje voor moslims is ingeruimd. Terug op het hoofdeiland is er nog even tijd om rond te slenteren. De vrouwen van Fadiouth hebben een commune gevormd en maken onder meer prachtige manden van zeewier die in een zijstraatje van de Champs Élysées staan uitgestald. Op het kaartje staat behalve de prijs ook de naam van de maakster. Een mooie herinnering voor thuis aan het bijzondere Senegal.
MEER RONDREIZEN AFRIKA
In reed ik Zuid-Afrika een combinatie van de Tuinroute en de Wijnroute. En zag dus natuur en cultuur en dat gecombineerd met lekker eten en goede, Zuid-Afrikaanse wijnen.
Liever een keer naar Azië? In het zuiden van India ontdekte ik dat in dit land waar het altijd druk lijkt, ook rustige plekken te vinden zijn.